De rapen zijn gaar: vanaf 2028 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar en drie maanden. Dat zat er natuurlijk allang aan te komen, want de bevolking wordt steeds ouder, waardoor ons land inmiddels ruim 3,5 miljoen AOW’ers telt, een dure aangelegenheid.
Tien jaar geleden was de AOW-leeftijd nog 65 jaar. Voor het eerst klonk toen het verontruste geluid dat dit niet langer houdbaar was. De verhoging zou heel geleidelijk gaan, niet met jaren, maar steeds met stapjes van een paar maanden, 67 jaar werd toen als eindleeftijd genoemd. Maar dat blijkt dus niet genoeg, we gaan nu naar 67 jaar en drie maanden.
Opwinding alom. Mensen die in 1961 geboren zijn, hebben al uitgerekend dat zij in 2028 het haasje zijn, zij moeten dan drie maanden langer werken. Hun gedrag doet me sterk denken aan dat van een vroegere Opzij-collega, die al in januari zat uit te rekenen hoe ze met zo min mogelijk verlofdagen een zo lang mogelijke kerstvakantie kon regelen.
In de krant lees ik interviews met mensen die ook al precies weten dat zij over zes jaar iets langer moeten doorwerken. Nu al woedend. Niet omdat ze tegen die tijd versleten zijn vanwege al het sjouwen en knielen dat ze doen, de klagers zitten meestal gewoon op kantoor.
Zo las ik over een verkeersleider bij de NAM die regelt hoe en wanneer arbeiders per helikopter heen en weer gebracht moeten worden naar een booreiland. Lijkt me geen aanslag op je rug of knieën. Toch zegt deze man: “Ik breek m’n rug niet op dit werk, maar wel mijn verstand erover (!). Zo lopen mijn werkweken soms op tot vijftig uur en ben ik al jaren niet meer met vakantie geweest. Het kaarsje brandt een keer op.”
Die man had natuurlijk allang iets moeten doen aan zijn werksituatie, die drie maanden langer werken in 2028 maken echt niets meer uit.
Nadat ik in 2008 met pensioen was gegaan, wilde ik niets liever dan doorwerken. En ik was – en ben – de enige niet. Inmiddels werkt negen procent van de 70- tot 75-jarigen nog steeds.
Al die mensen die nu al nachtmerries krijgen van die paar extra maanden in 2028, zouden eens een kijkje moeten nemen op de redactievergadering van Argus, waar gepensioneerde journalisten met veel plezier een blad in elkaar zetten. Een mooie nieuwe taak voor Argus: een lichtend voorbeeld zijn voor angstige prepensionado’s.